Foto 1964 – In de dertiger jaren werd dit burgerhuis of herenhuis, hoe men het ook wil noemen, bewoond door een al zeer oude vrijgezelle dame. Vermoedelijk woonde zij daar al vanaf het begin van deze eeuw. Volgens de overlevering woonde zij daar aanvankelijk met een ongehuwde zus.
Wij wisten nooit wat de familienaam van deze dame was, maar later werd mij verteld dat haar familienaam SIJBRANDIJ was en dat de dames Sijbrandij, die vlak bij de markt een winkeltje uitbaatten met kleingoed. (Garen, band en knopen enz.) haar nichten waren. Ook was zij verwant aan de familie R.F. de Boer van het ‘Pottenbakkersfabriek’
Deze vrouw leed aan een zeer zeldzame ziekte, die naar ik meen te weten, Lupus werd genoemd en misschien wel verwant was aan de gevreesde melaatsheid in de tropen.
Haar uiterlijk leek dan ook veel om deze melaatsheid, want haar neus was bijna geheel weggeteerd. Als zij zich aan de mensen vertoonde, hield zij altijd een zakdoek voor haar gelaat op de plaats waar haar neus behoorde te zitten. Soms gleed deze zakdoek ongewild naar beneden en zagen wij als kleine kinderen haar geschonden gelaat. Wij vonden haar dan ook maar een eng mensje en waren allen een beetje bang voor haar.
Haar bijnaam was ‘de bange dame’ en zij zal dit wel te danken hebben aan het feit, dat ze werkelijk mensenschuw was. Zij had minstens 3 sloten op de voordeur en ‘s avonds brandde er in dit huis nooit een normale verlichting. Zij bewoog zich in het donker met een klein petroleumlampje of zaklantaarn door haar huis. De zeer hoge stoep van dit huis was afgezet met de gebruikelijke stevige natuurstenen palen en tussen deze palen waren smeedijzeren sierkettingen aangebracht. Er waren van die echte durfals, die op deze kettingen gingen zitten om deze als een soort schommel te gebruiken. Dit werd door deze dame niet getolereerd en zij bonsde dan op de ramen, waardoor deze knapen snel het hazenpad kozen. Na haar overlijden is dit pand volgens mijn herinneringen overgegaan in handen van de heer
Obe Siemonsma, die als weduwnaar hertrouwd was met de weduwe van slager Rouke van der Meer. Zijn jongste dochter Grietje woonde toen bij hen in die later als emigrante naar Australië vertrok. Siemonsma was melkvaarder op de grote motorboot die voor de niet coöperatieve Zuivelfabriek ‘Tjebbes en Co.’ de bussen melk ophaalde tot vlak bij Makkum.
De route van deze motorboot was de trekvaart naar Bolsward en dan bij Tjerkwerd afslaan naar het Panhuiskanaal naar de grote Zijlroede.
Of deze heer Siemonsma de eigenaar of huurder van dit pand was is mij niet bekend, maar na zijn verhuizing naar de overzijde van het Dwarsnoard, werd dit pand bewoond door de familie Kruis. Hij had een leidinggevende functie (laboratorium?) bij het ‘alde fabryk’ die toen niet meer Tjebbes en Co was, maar overgegaan was naar de ‘Lijempf’. Toen deze zuivel industrie werd opgeheven, werd deze heer Kruis overgeplaatst naar een ander onderdeel van de ‘Lijempf’, ik meen te weten naar de kop van Noord-Holland.
Hierna is het nog bewoond geweest door de heer Cor Hofman en zijn beroep was verzekeringsagent meen ik. Of dit huis iedere keer is verkocht of door een en dezelfde eigenaar verhuurd werd is mij niet bekend. Hierna werd dit pand verkocht aan een rentenier bakker de Boer. Hij was de schoonvader van de schilder Jopie Huisman. de Boer was bakker geweest aan het Súd naast zijn collega en concurrent bakker Stuur. Ik zie ze in mijn gedachten beiden nog met een gesloten handkar door Workum hollen om hun clientèle van brood en koek te voorzien.
Na zijn overlijden is zijn weduwe verhuisd naar het toen net nieuwgebouwde bejaardenhuis ‘Huize St. Gertrudis’, waar zij nog vele jaren heeft gewoond.
Dit pand werd verkocht aan een rentenier boer de Witte en toen enige jaren terug zijn weduwe als laatste van dit echtpaar kwam te overlijden, kreeg hun buurman bakker IJpe van der Werf de kans om dit pand over te nemen. Dit pand werd nu samengevoegd met de bakkerswinkel, waardoor de zo broodnodige uitbreiding en modernisering van dit bedrijf tot stand kon worden gebracht.
Opgetekend door Andries Vogekzang.