Terug in de tijd

4 nov

In de nacht van zaterdag 26 oktober naar zondag 27 oktober is de klok weer een uur teruggezet, naar haar wintertijd. Dat betekent dat het ’s ochtends eerder licht wordt en ’s avonds eerder donker. Naar mate wij richting de kortste dag gaan, 21 december, zal de tijd tussen de zonsopkomst en de zonsondergang steeds kleiner zijn. De uitdrukking de donkere dagen voor Kerst, zegt genoeg. Na 21 december gaan wij weer naar het licht toe, waar velen dan naar uitkijken.

Tot het begin van de twintigste eeuw had vrijwel elke plaats in Nederland zijn eigen tijd, daarbij uitgaande van de hoogste stand van de zon. Omdat de zon in het Oosten opkomt en in het Westen ondergaat, werd de hoogste zonnestand in het Oosten van het land een kwartier eerder bereikt dan in het Westen van het land. De komst van de spoorwegen, in 1839, maakte de invoering van een landelijke standaardtijd, de Amsterdamse tijd, in 1909 noodzakelijk. Van 1909 tot 16 mei 1940 kende Nederland de Amsterdamse tijd. De Amsterdamse tijd liep twintig minuten voor op de West-Europese tijd en veertig minuten achter op de Midden-Europese tijd. Als het 12.00 uur in Nederland was het 11.40 uur in Londen en 12.40 uur in Berlijn. Op bevel van de Duitse bezetter werd de klok in mei 1940, gelijk gezet aan de Midden Europese tijd, de klok ging toen één uur en veertig minuten vooruit.

Men hield daarbij, tot aan november 1942, de zomertijd aan. In november 1942 werd de klok weer een uur teruggezet. In 1946 werd het terugzetten van de klok van zomer naar wintertijd v.v. afgeschaft. In 1977 is de zomertijd opnieuw ingevoerd om zo, zo dacht men althans, met de oliecrises van 1973 nog in het geheugen, energie te besparen. De tijdswisseling kent haar oorsprong uit 1916, ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Van oorsprong is onze wintertijd, de officiële tijd. Voor de één een must, voor de ander een no go. Wie zal het zeggen, de tijd zal het leren.

(Bron Friso)