De stoffelijke resten die zijn aangetroffen tussen de wrakdelen van de Britse Lancaster ED603, zijn van de drie vermiste bemanningsleden. Het gaat om Arthur Smart, Charles Sprack en Raymond Edward Moore.
Onderzoek in het laboratorium in Soesterberg heeft dat aangetoond. Hiermee is eindelijk duidelijkheid over het lot van de drie vliegers, die al sinds juni 1943 waren vermist. Voor de families in het Verenigd Koninkrijk komt er nu een einde aan een lange periode van onzekerheid.
De stoffelijke resten van Sprack, Smart en Moore werden aangetroffen bij de bergingsoperatie van Defensie en de gemeente Súdwest-Fryslân. Naast restanten van vliegenierskleding en uitrusting vond Defensie ook nog twee verzilverde sigarettenkokers. Hierop stonden de initialen van Arthur Smart en Raymond Edward Moore. De familie krijgt deze emotioneel waardevolle stukken terug.
De drie vermisten maakten deel uit van een bemanning van zeven personen. Ze vlogen terug van een missie boven Bochum, toen ze in juni 1943 uit de lucht werden geschoten en bij Breezanddijk in het water neerstortten. Vier van de zeven, spoelden na de crash aan op de Friese IJsselmeerkust. Zij zijn begraven in Stavoren, Hindeloopen en Workum.
Smart (27) was als technicus mee op missie, Sprack (23) zat als schutter aan boord. Moore (21) was ook schutter, maar als telegrafist ook verantwoordelijk voor de communicatie van en naar het vliegtuig.
Defensie was van 4 september tot 16 oktober bezig met de berging van de Lancaster ED 603. Het doel van de berging was ook om de vermiste vliegeniers terug te vinden en hen een laatste rustplaats te geven.
Al in de eerste dagen van de berging werden stoffelijke resten gevonden. Toen was nog niet duidelijk om wie het ging, dat moest eerst nog worden onderzocht. (Bron: Omrop Fryslân, Friso))