O, zwijg mijn ziel, ’t is geschied’
Het doek is gevallen, zaterdag 25 februari houdt Blom’s Slagerij op te bestaan. Het bedrijf uit 1854 sluit na vijf generaties de deuren. Wat overblijft zijn de herinneringen aan ongeveer 170 jaar vakmanschap.
Sjerp (zoon van Rein Blom en Anna Blom-de Witte) en Ginie (dochter van Wieger Abbring Hingst en Geeske Abbring Hingst-Hoekstra) Blom namen in 1974 de slagerij over van Rein en Anna Blom en kwamen daardoor, samen met hun twee dochters Gina en Anna, achter de winkel wonen. Ginie werd vanaf dat moment het gezicht van de winkel, zo memoreert Sjerp vanaf zijn vaste stoel in de voormalige woonkamer, nu kantoor, kantine annex opslagruimte. Sjerp: “Ginie heeft 20 jaar lang samen met mij, als ik niet achter aan het werk was, in de winkel gestaan en dat waren 20 gouden jaren. Na 20 jaar vol toewijding en passie in de winkel te hebben gestaan, volgde Ginie haar andere passie en stapte zij uit het zicht van de winkel en begon zij met haar eigen Healing-praktijk.” Het alleen maar vermelden dat Ginie haar eigen praktijk is begonnen doet tekort aan haar gaven, daarom in een volgende huis-aan-huis editie van deze krant een uitgebreid interview met Ginie Blom-Abbring Hingst.
Sjerp: “Toen het besluit was genomen om te stoppen, was het klaar, het is zoals het is gegaan en het is goed zo. Vanaf jongs af aan hielpen wij, Sjaak, Sjerp, Marijke, Hiske en Richard, de kinderen van Rein en Anna, thuis mee. Vanaf mijn 10e bracht ik bestellingen rond en daarbij werd mij door mijn vader goed ingeprent dat ik klantvriendelijk moest zijn, hetgeen ik altijd heb nagestreefd en heb overdragen aan de medewerkers. Ik was 13 toen ik zelf slachtte en op mijn 14e kwam ik bij mijn vader in dienst. Mijn broer, Sjaak, moest in militaire dienst en ik zat op de Mulo, waar ik het niet naar mijn zin had. Leren was absoluut niet mijn ding. Mijn vader had, nu mijn broer in dienst moest, iemand nodig in de slagerij en haalde mij zodoende van school. Omdat ik wel leerplichtig was, moest ik 3 jaar lang één keer in de week, op maandagmiddag, naar school voor het gezel-diploma. Daarnaast had sport mijn grote passie. Ik heb lang gevoetbald in het eerste van Workum. Door mijn affiniteit met sport en niet te roken en geen alcohol te drinken heb ik dit werk zo lang kunnen volhouden. Ik heb genoten van al die jaren dat ik mijn vak heb mogen uitoefenen. Een vak waarbij de klant koning is en alleen het beste goed genoeg is.”
En dat alleen het beste goed genoeg is blijkt wel uit de vele prijzen die Blom’s Slagerij in de wacht wist te slepen met ambachtelijke producten, waaronder de overheerlijke droge worst en rookworst. Daarnaast gooide Blom’s Slagerij ook jaarlijkse hoge ogen op de Paasvee-tentoonstelling in Schagen waar hun eigen vee, de dikbilkoeien, werd gepresenteerd. “Dit alles was alleen mogelijk door de fantastische inzet van mijn medewerkers, onder wie mijn broer Richard.” Sjerp: “Richard moet ook zeer zeker genoemd worden. Het is niet alleen ik die alle lof toekomt, maar ook Richard komt alle lof en eer toe. Hij is de man achter de schermen, die dagelijks heel veel werk verzet en onmiskenbaar heeft bijgedragen tot het succes van Blom’s Slagerij, waarvoor diep respect. Respect geldt ook voor de medewerkers in de winkel waarvan ‘vaste’ medewerkers een lange staat van dienst hebben. Zij zijn het gezicht van de winkel, zij zijn het die de klanten met hartelijkheid ontvangen en hen als ‘gast’ behandelen. Zij laten de klant voelen welkom te zijn.”
Na deze lovende woorden van Sjerp die inmiddels (bijna) 80 jaar is, begeef ik, uw verslaggeefster in dezen, mij naar de slachterij, het slachthuis waar Richard Blom, de jongste broer van Sjerp, druk aan het werk is.
Richard: “Vanochtend begon mijn dag om half vijf, heel gewoon voor een maandag. Op maandag wordt er geslacht. Voorheen gebeurde dit ook wel op dinsdag en vrijdag als er slachtvee op de veemarkt werd gekocht in Sneek of Leeuwarden. Het vakmanschap gaat verloren door de vele wetten en regels die ons worden opgelegd. Eén keer per maand komen hier twee heren in witte broek en witte jas. Met een veiligheidshelm op staan zij, met hun handen op hun rug, toe te kijken hoe ik slacht en vervolgens verder te werk ga. Genoemde heren hebben wellicht nog nooit een dier geslacht en zij zullen mij vertellen hoe ik het moet doen, terwijl ik al vanaf mijn 13e slacht. De regels maken het ambacht kapot en wat dat met je doet is niet in woorden uit te drukken. Begrypst it no!”
En dan is het stil. Sjerp, die inmiddels ook achter is gekomen en een mes ter hand heeft genomen, zegt ook even niets. Emotie is voelbaar, ook zonder woorden wordt duidelijk dat het niet alleen de leeftijd is die ertoe heeft geleid om te stoppen.
“Nu wij ook de deuren sluiten wordt het stil op het Noard,” zegt Sjerp. “Het Noard is dea. Ga maar eens na welke winkels er aan het Noard waren en nu allang verdwenen zijn. Fotozaak Conens, de NoBa, de Spar, later kwam hierin een videotheek, Muizelaar, het postkantoor, Molenaar, Van der Meulen DHZ, firma De Haan, later De Weerd en op het Dwarsnoard de supermarkt van de familie Flapper. Het is over. Blom’s Slagerij is er niet meer. It doek is fallen, mar it wie prachtich, wêrfoar tank. Tank, leave minsken, tank foar jimme fertrouwen yn ús.”
(Bron Friso)