….. door de eeuwen heen.
De historie van Workum vervaagt ergens in de middeleeuwen. De stad wordt voor het eerst vermeld tegen het eind van de 13de eeuw. Workum is dan al een plaats met overzeese handel. De Londense tolregisters vermelden een schip dat uit Workum afkomstig is.
Sinds kort is echter meer bekend over de oudste geschiedenis van Workum. Bij de afgraving van een terp in Workum in de zomer van 1962 kwamen een aantal voorwerpen aan het licht, die er op wijzen, dat Workum in elk geval vanaf omstreeks het jaar 1000 bewoond was.
Wanneer de naam Workum ontstaan is, valt niet te zeggen. Evenmin is met zekerheid bekend, wanneer Workum als stad is erkend. Waarschijnlijk vond dit laatste feit in de veertiende eeuw plaats. Zeker is, dat omstreeks 1350 functionarissen voorkomen, die het bestaan van een stadsbestuur veronderstel¬len, terwijl een kwart eeuw later Workum uitdrukkelijk als stad wordt vermeld,
Wanneer heeft men voor het eerst de behoefte aan een stadhuis gevoeld? Ook dat weten wij niet. Maar in elk geval gaat het tegenwoordige stadhuis terug tot de 15de eeuw. Daarmee is het een van de oudste stadhuizen van het land. De middeleeuwse kern is terug te vinden in het hoofdgebouw op de hoek van Merk en Begine. Uit oude afbeeldingen is de vorm hiervan goed bekend. In 1620 werd het stadhuis aan de noordoost kant met een lagere aanbouw uitgebreid. Dit gedeelte, het zogenaamde Friese Huisje, met zijn fraaie trapgevel, heeft de oorspronkelijke vorm grotendeels behouden.
Het stadsbestuur was zich in deze tijd terdege van zijn gewicht bewust. Tot kenteken van hun waardigheid droegen de leden van de magistraat in de vergadering op het stadhuis een wijde mantel. De burgemeester –er waren er acht – die een raadsvergadering bijwoonde zonder mantel, liep een boete op. Ook in de kerk werd de waardigheid van magistraat en vroedschap opgehouden. In 1638 verkregen zij een regeringsbank in de Grote Kerk recht tegenover de preekstoel. Deze bank werd in 1718 vervangen door het fraaie gestoelte, dat thans nog in de Grote kerk prijkt.
In de achttiende eeuw kreeg het stadhuis hoofdzakelijk zijn tegenwoordig karakter. Bij een grondige verbouwing in 1725 kwamen de gevel van het hoofdgebouw en allerlei betimmeringen in het interieur tot stand. In de loop van de eeuw werd het stadhuis geleidelijk verder verfraaid, waarbij vooral aan de raadzaal geen kosten werden gespaard. De negentiende eeuw gaf een geleidelijk verval te zien. De toestand van het gebouw werd zodanig, dat men al voor de oorlog aan een restauratie ging denken. Na de oorlog vond deze plaats en sinds 1953 prijkt het stadhuis, geheel hersteld, in oude glorie. De inrichting van het gebouw is toen met een aantal fraaie achttiende eeuwse stukken aangevuld.
……….. in het stadsbeeld
Er zijn in Nederland mooiere stadhuizen dan het stadhuis van Workum. Ook zijn er mooiere waaggebouwen en zelfs mooiere kerken. Maar door de harmonische manier waarop alles hier bij elkaar gevoegd is, vormt de Merk van Workum een unieke omgeving, een bezienswaardigheid die weinig gelijken heeft.
De machtige kerk met de vrijstaande toren en de pittoreske waag beheersen de Merk. Zij geven het hoofd¬accent, met in de tweede plaats het stadhuis en de haaks daarop staande rococogevel. Maar het zijn juist een aantal kleinere elementen, die de sfeer van de Merk mee bepalen: het zeventiende eeuwse St.Pietersbeeldje, de schilddragende leeuw in de gevel rechts van de Begine, herinnering aan de herberg “De Rode Leeuw”, de antieke bestrating van bolstenen en een enkele achttiende eeuwse lantaren, de hardstenen pomp in Louis XVI stijl tussen kerk en toren en de prachtige gevel aan het begin van het Noard.
…………….. vanaf de Merk
Wanneer men vanaf de Merk de voor- en zijgevel van het stadhuis bekijkt, kan men nog de uitwendige vormen van het middeleeuwse stadhuis herkennen.
Het tegenwoordige hoofdgebouw bestond uit begane grond en eerste verdieping. Daarboven liep over de volle lengte een zadeldak, dat aan de voor- en achterzijde van het gebouw door Een topgevel werd afgesloten.
Bij de modernisering in de achttiende eeuw zijn de buitenmuren met kleinere stenen bemetseld, terwijl het voorste en achterste gedeelte van het gebouw een verdieping hoger werden opgetrokken. Het middelste stuk heeft nog de vorm van het oorspronkelijke middeleeuwse zadeldak bewaard.
De tegenwoordige gevel uit 1725 is van de hand van de bouwmeester Simon Galtema en blijkens het jaartal boven de ingang in 1727 voltooid. De ingangspartij is rijk met beeldhouwwerk versierd, terwijl ook boven de andere ramen zandstenen versieringen zijn aangebracht. De gevel is afgedekt door een kroonlijst, die wordt gedragen door met snijwerk versierde draagstukken. Het snijwerk is van de hand van de Amsterdammer Willem Lelienberg. Er bestonden in de zeventiende en achttien¬de eeuw nogal wat relaties tussen de Zuidwesthoek en “Holland” en het werk van Lelienberg in Workum is daar een voorbeeld van.
De met snijwerk versierde deur in Louis XVI stijl d4eert van omstreeks 1770. Het toegangsbordes is in zijn tegenwoordig( vorm aangebracht bij de jongste restauratie.
Naast het hoofdgebouw staat het “Friese Huisje”, uit 1620 blijkens de gevelsteen. De rode bakstenen gevel wordt bekroond door een elegante trapgevel, die speels afsteekt tegen de forse bouwmassa van het hoofdgedeelte. De toppilaster wordt gedragen door een zandstenen draagsteen in de vorm, een leeuwenkop. Volgens de Friese stijl heeft de gevel twee “friezen”, een onderaan en een in de topgevel, die met gebeeldhouwde ranken zijn versierd. Op de zandsteenstukken in de bogen boven de ramen zijn maskers aangebracht. De gevel is versierd met gesmede sierankers en met een gevelsteen met het stedelijke wapen.
…………. van binnen
Men betreedt het stadhuis door de deur onder het bordes er bevindt zich dan dus in het, in oorsprong, middeleeuwse gedeelte. In de hal is daarvan niet veel te merken. Door de loketter van de secretarie krijgt men echter een indruk van wat uit de oorspronkelijke tijd bewaard bleef: de zoldering van eiken moer- en kinderbalken en de muren van 1 meter dikte. Dit laatste ziet men aan de diepe vensternissen. Tot 1913 deed de beneden verdieping dienst als stadsherberg. De combinatie van stadhuis en stadsherberg is minder merkwaardig dan zij lijkt. In vele oude stadhuizen had de raadskelder dezelfde functie.
Een fraaie eikenhouten trap leidt naar boven. De deuren en de lambrisering in de hal van de hoofdverdieping zijn afkomstig van de verbouwing in 1725. In de middelste paneel van de rijk gebeeldhouwde lambrisering is een vaas met het wapen van Workum afgebeeld.
De eikenhouten deur tegenover de trap geeft toegang tot de burgemeesterskamer, voor 1913 secretarie, in dit vertrek is bij de restauratie een gebeeldhouwde schoorsteenmantel in rococostijl van omstreeks 1760 aangebracht. Tot het meubilair behoort verder o,a, een achttiende eeuws kabinet.
De groengeverfde deur in do hal leidt naar de raadzaal, ongetwijfeld de mooiste van het gehele stadhuis. In het derde kwart van de achttiende eeuw heeft het vooral het tegenwoordige aanzien gekregen. De wanden zijn met goudleer van omstreeks 1760 behangen, In de bijpassende rococoschouw is een schilderij aangebracht met een voorstelling van de dood van Ananias (Handelingen 5). Dit stuk moet oorspronkelijk iets groter zijn geweest, waaruit blijkt dat het niet speciaal voor de tegenwoordige plaats werd gemaakt. Het ontstond + 1700 en werd voor de laatste restauratie in 1953 tweemaal gerestaureerd. Op de steen op de voorgrond rechts staat: “Gij hebt niet menschen, maar GOD belogen”Hand. 5:4). De figuur van Ananias en de donkere figuren die de groep afsluiten zijn volkomen oorspronkelijk. De andere zijn later overgeschilderd. Vermoedelijk komt het schilderij uit de school van Verkoren.
Bovenin de wand links van de toegangsdeur zijn bij de restauratie twee andere schilderingen aangebracht van de hand van Royaards. Links het wapen van Friesland, met cherubijnen die de zegeningen van landbouw en veeteelt uitstorten, rechts het wapen var Workum in een schelp op de zee, als herinnering aan de nauwe verbinding van Workum met de zee door visserij en handel.
De trots van de raadzaal is het stucplafond, gemerkt J.B. 1773. Vermoedelijk is de maker ervan de Italiaan Joseph Barbino, die onder meer ook het stucplafond in de vestibule van het stadhuis te Leeuwarden heeft vervaardigd.
De voorstelling beeldt het volgende uit: Op de wolken troont het zinnebeeld van de stad (de letters S.P.Q.W. in het opgeheven schild betekenen Raad en Gemeente Workum). Daarnaast is het openbaar gezag met roedenbundel gesymboliseerd. Bovenaan de Gerechtigheid met weegschaal en staf, die wordt bekranst door de Wijsheid met het schild van Athene, terwijl de Voorzichtigheid haar een met een slang omkranste spiegel voorhoudt. De afzichtelijke Ondeugd vliegt terzijde voor deze machten weg.
In de bovenverdieping van het Friese Huisje, die als conciërgewoning dienst doet, bevindt zich ook een bezienswaardig vertrek„ De conciërge is op verzoek gaarne bereid dit te laten zien.
De kamer aan de straatzijde, voor 1913 burgemeesterskamer, heeft aan een zijde een beschilderde wandbespanning van omstreeks 1730 met een voorstelling van landschappen. Boven de rococo schoorsteenmantel (ongeveer 1760) is een zinnebeeldige voorstelling van de welvaart van Workum. aangebracht. Links op de voorgrond is Mercurius, de god van de handel, afgebeeld, terwijl de Gerechtigheid op de wolken zweeft. Op de achtergrond is vaag het silhouet van Workum te herkennen.
De voorkamer op de zolderverdieping van het hoofdgebouw bevat een eenvoudige achttiende eeuwse schouw met bi behorende betimmering. Het schilderij stelt de Gerechtigheid voor, terwijl het benedengedeelte met blauwe tegels is versierd.
Aan de voorzijde heeft men een ruim uitzicht over de :vlerk en het daar achter gelegen land. Bij helder weer kan men de sluizen van Kornwerderzand zien.
Op de zolder bevindt zich nog een zeldzame merkwaardigheid, de voormalige cel, compleet met bijbehorende ketenen en blokken.
Tot de inventaris van het stadhuis behoren voorts nog twee achttiende eeuwse vroedschaps¬glazen en enkele goede voorbeelden van modern Makkums aardewerk, te weten een bord, na de oor¬log geschonken door de bevolking van Plakkuur als dank voor tijdelijk onderdak in Workum gedurende de eerste oorlogsdagen in mei 1940 en een pul, geschenk van de omliggende gemeenten bij de voltooiing van de restauratie. Verder een verzameling chinees porselein, bruikleen van het Fries Museum.